Übersetzungen für „präzession“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

pro·fes·sio·nal <professional|s> [profɛʃənəl] SUBST m

professional

Profi m

professional

Berufssportler m

professional (bij balspelen)

Berufsspieler m

pro·fes·si·o·neel [profɛʃonel] ADJ

1. professioneel (van beroep):

professioneel

professionell

professioneel

berufsmäßig

een professioneel bokser

ein Profiboxer

2. professioneel (efficiënt, bekwaam):

professioneel

professionell

professioneel

fachmännisch

professioneel SPORT

profihaft

iets professioneel aanpakken

etw professionell anpacken

3. professioneel (eigen aan een beroep):

professioneel

beruflich

professionele kwaliteiten

berufliche Qualitäten Pl

ex·ten·si·on <extension|s> [ɛkstɛnʃən] SUBST f

extension

Haarverlängerung f

extension

Hairextension f

ra·zer·nij <razernij|en> [razərnɛi] SUBST f

1. razernij (woede):

razernij

Raserei f

razernij

Wut f

razernij

Rage f form

iem tot razernij brengen

jdn in Rage bringen

een aanval van razernij

ein Koller ugs

een aanval van razernij

ein Tobsuchtsanfall

2. razernij (wild optreden):

razernij

Raserei f

razernij

Toben nt

razernij

Wüten nt

pra·len <praalde, h. gepraald> [pralə(n)] VERB intr

1. pralen (pronken):

pralen

prahlen

2. pralen form (schitteren):

pralen

prangen

pra·ten <praatte, h. gepraat> [pratə(n)] VERB intr

praten

reden

praten

sprechen

iem aan het praten krijgen

jdn zum Sprechen bringen

een programma aan elkaar praten

ein Programm moderieren

praten als Brugman

reden wie ein Buch

praat me er niet van

ich will davon nichts hören

eromheen praten

drum herumreden

gemakkelijk praten hebben

gut reden haben

langs elkaar heen praten

aneinander vorbeireden

iem laten praten

jdn reden lassen

zij stonden samen te praten

sie unterhielten sich

iem iets uit het hoofd praten übtr

jdm etw ausreden

daarover valt met hem te praten

darüber kann man mit ihm reden