Übersetzungen für „refutieren“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

re·fe·re·ren² <refereerde, h. gerefereerd> [refərerə(n)] VERB intr

1. refereren (verwijzen):

refereren

sich beziehen

refereren

verweisen

refereren aan een brief

auf einen Brief verweisen

2. refereren (berichten):

refereren

referieren

refereren over een gebeurtenis

über ein Ereignis referieren

re·flec·te·ren² <reflecteerde, h. gereflecteerd> [reflɛkterə(n)] VERB trans (weerspiegelen)

reflecteren

reflektieren

re·fe·rent <referent|en> [refərɛnt] SUBST m

1. referent:

referent (verslaggever)

Berichterstatter m

referent (recensent)

Rezensent m

2. referent (iem die een referaat houdt):

referent

Referent m

3. referent (iem die informaties bezorgt):

referent

Dokumentar m

referent

Dokumentalist m

ver·sie·ren <versierde, h. versierd> [vərsirə(n)] VERB trans

1. versieren (opschikken, verfraaien):

versieren

schmücken

versieren

verzieren

2. versieren (sieren):

versieren

schmücken

die bomen versieren het plantsoen

die Bäume schmücken den Park

3. versieren (voor elkaar krijgen):

versieren

schaffen

versieren

hinkriegen ugs

dat versier ik even

das werde ich schon hinkriegen

4. versieren ugs (verleiden):

versieren

aufreißen

een meisje versieren

ein Mädchen aufreißen

fu·ti·li·se·ren <futiliseerde, h. gefutiliseerd> [fytilizerə(n)] VERB trans

futiliseren

herunterspielen

futiliseren

bagatellisieren form

tie·re·lie·ren <tierelierde, h. getierelierd> [tirəlirə(n)] VERB intr

tierelieren

tirilieren

tierelieren

trillern