Übersetzungen für „riskeerde“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

ris·ke·ren <riskeerde, h. geriskeerd> [rɪskerə(n)] VERB trans

riskeren

riskieren

hij riskeert ontslag

er riskiert seine Entlassung

par·keer·der <parkeerder|s> [pɑrkerdər] SUBST m

parkeerder

Parker m

ge·leer·de <geleerde|n> [ɣəlerdə] SUBST m en f

geleerde

Gelehrte(r) f(m)

ver·keerd <verkeerde, verkeerder, verkeerdst> [vərkert] ADJ

1. verkeerd:

verkeerd (fout, onjuist)

falsch

verkeerd (fout, onjuist)

verkehrt

verkeerd (fout, onjuist)

unrichtig

verkeerd (met fouten)

fehlerhaft

een verkeerd beeld van iets schetsen

ein falsches Bild von etw Dat wiedergeben

de verkeerde voorhebben

sich in der Person irren

een verkeerde diagnose

eine Fehldiagnose

de verkeerde kant [o. weg ] opgaan ook übtr

den falschen Weg einschlagen

verkeerd kijken/rijden

sich versehen/sich verfahren

het loopt verkeerd af

das nimmt ein schlimmes Ende

verkeerd verbonden zijn

falsch verbunden sein

hij was in de oorlog verkeerd

er stand im Krieg auf der falschen Seite

verkeerd bezig zijn ugs

≈ die Sache falsch anpacken

2. verkeerd (omgekeerd):

verkeerd

verkehrt (herum)

zijn handen staan verkeerd übtr

er hat zwei linke Hände

het bij het verkeerde eind hebben

auf dem Holzweg sein

koffie verkeerd

Kaffee verkehrt

koffie verkeerd

Milchkaffee m

ge·adres·seer·de <geadresseerde|n> [ɣəadrɛserdə] SUBST f

geadresseerde

Adressat m

geadresseerde

Empfänger m

ge·du·peer·de <gedupeerde|n> [ɣədyperdə] SUBST m en f

gedupeerde

Geschädigte(r) f(m)

ge·bles·seer·de <geblesseerde|n> [ɣəblɛserdə] SUBST m en f

geblesseerde

Verletzte(r) f(m)

rechts·ge·leer·de <rechtsgeleerde|n> [rɛxtsxəlerdə] SUBST m

rechtsgeleerde

Jurist m

ver·ze·ker·de <verzekerde|n> [vərzekərdə] SUBST m en f

verzekerde

Versicherte(r) f(m)

kort·par·keer·der <kortparkeerder|s> [kɔrtpɑrkerdər] SUBST m

kortparkeerder

Kurzparker m