Übersetzungen für „rol“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

rol <rol|len> [rɔl] SUBST f

1. rol theat.:

rol

Rolle f

zijn rol is uitgespeeld übtr

er hat seine Rolle ausgespielt

de rollen omkeren

die Rollen (ver)tauschen

een rol spelen übtr (zaken)

eine Rolle spielen

een rol spelen (zich voordoen als)

sich ausgeben für +Akk

uit zijn rol vallen übtr

aus der Rolle fallen

2. rol:

rol (opgerolde hoeveelheid van iets)

Rolle f

rol (stof)

Ballen m

een rol behang

eine Tapetenrolle

3. rol:

rol (rolrond stuk materiaal)

Rolle f

rol (van een schrijfmachine)

Walze f

4. rol (individueel gedrag in een sociale omgeving):

rol

Rolle f

de rol van de vrouw

die Rolle der Frau

5. rol (functie):

rol

Rolle f

de rol van de kerk in deze tijd

die Rolle der Kirche in dieser Zeit

op de rol plaatsen jur.

einen gerichtlichen Termin anberaumen für +Akk

Beispielsätze für rol

een overheersende rol spelen

eine beherrschende Rolle spielen

een vooraanstaande rol spelen

eine führende Rolle spielen

uit zijn rol vallen übtr

aus der Rolle fallen

op de rol plaatsen jur.

einen gerichtlichen Termin anberaumen für +Akk

een ondergeschikte rol

eine untergeordnete Rolle

de dubbele rol

die Doppelrolle

zijn rol is uitgespeeld übtr

er hat seine Rolle ausgespielt

een rol behang

eine Tapetenrolle

een rol spelen übtr (zaken)

eine Rolle spielen

de rol van Odysseus vertolken

den Odysseus darstellen

de rol van de vrouw

die Rolle der Frau

het team startte in de rol van underdog

die Mannschaft startete als Außenseiter

de rol van de kerk in deze tijd

die Rolle der Kirche in dieser Zeit

die rol is haar op het lijf geschreven übtr

die Rolle ist ihr wie auf den Leib geschrieben