Niederländisch » Deutsch

zaal·sport <zaalsport|en> [zalspɔrt] SUBST f

zeil·sport [zɛilspɔrt] SUBST f geen Pl

kracht·sport <krachtsport|en> [krɑxtspɔrt] SUBST f

top·sport [tɔpspɔrt] SUBST f geen Pl

ren·sport [rɛnspɔrt] SUBST f geen Pl

rij·sport [rɛispɔrt] SUBST f geen Pl

baan·sport <baansport|en> [banspɔrt] SUBST f (wielersport)

berg·sport [bɛrxspɔrt] SUBST f geen Pl

roei·sport [rujspɔrt] SUBST f geen Pl

zwem·sport [zwɛmspɔrt] SUBST f geen Pl

trans·port <transport|en> [trɑnspɔrt] SUBST nt

2. transport (keer dat vervoer plaats heeft):

3. transport (boekhouden):

4. transport jur.:

6. transport (kosten van vervoer):

mo·tor·sport <motorsport|en> [motərspɔrt] SUBST f

vlieg·sport [vlixspɔrt] SUBST f geen Pl

wa·ter·sport [watərspɔrt] SUBST f geen Pl

zweef·sport [zwefspɔrt] SUBST f geen Pl

schul·di·ge <schuldige|n> [sxʏldəɣə] SUBST m en f


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski