Niederländisch » Deutsch

so·la·ri·um <sola|ria, solarium|s> [solarijʏm] SUBST nt

ˈdoor·stro·men <stroomde door, i. doorgestroomd> [dorstromə(n)] VERB intr

1. doorstromen (woningen):

2. doorstromen onderw.:

ˈover·stro·men1 <stroomde over, i. overgestroomd> [ovərstromə(n)] VERB intr

1. overstromen (over iets heen stromen):

2. overstromen (overlopen):

4. overstromen (naar een andere plaats stromen):

door·stro·ming [dorstromɪŋ] SUBST f geen Pl

1. doorstroming (woningen):

2. doorstroming onderw.:

Überwechseln nt auf +Akk

on·der·stro·men <stroomde onder, i. ondergestroomd> [ɔndərstromə(n)] VERB intr

over·stro·ming <overstroming|en> [ovərstromɪŋ] SUBST f

so·laas SUBST nt

solaas → soelaas

Siehe auch: soelaas

haar·strik <haarstrik|ken> [harstrɪk] SUBST m

vol·stro·men <stroomde vol, i. volgestroomd> [vɔlstromə(n)] VERB intr

so·list <solist|en> [solɪst] SUBST m

1. solist (musicus):

Solist m

2. solist (iem die individueel optreedt):

so·lis·te <soliste|s, soliste|n> [solɪstə] SUBST f

soliste weibliche Form von solist

Siehe auch: solist

so·list <solist|en> [solɪst] SUBST m

1. solist (musicus):

Solist m

2. solist (iem die individueel optreedt):


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski