Übersetzungen für „steeds“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

steeds¹ [stets] ADJ (zoals van, in de stad)

steeds

städtisch

steeds² [stets] ADV

1. steeds (altijd):

steeds

immer

steeds

stets form

hij is steeds bezig

er ist immer [o. stets] beschäftigt

ze hield er steeds rekening mee

sie rechnete jederzeit damit

steeds aan het begin van de week

jeweils am Anfang der Woche

2. steeds (bij voortduring):

steeds

immer

steeds meer/groter

immer mehr/größer

hij begint steeds opnieuw

er fängt immer wieder von neuem an

steeds toenemen

immer mehr zunehmen

steeds toenemen

sich zunehmend vergrößern

steeds weer (opnieuw)

immer (und immer) wieder

3. steeds (met ‘nog’):

steeds

immer

het regent nog steeds

es regnet immer noch

Beispielsätze für steeds

steeds toenemen

immer mehr zunehmen

hij is steeds bezig

er ist immer [o. stets] beschäftigt

hij begint steeds opnieuw

er fängt immer wieder von neuem an

het regent nog steeds

es regnet immer noch

steeds dezelfde verhalen opdissen

immer dieselben Geschichten auftischen

steeds maar pech hebben

vom Pech verfolgt werden

zichzelf steeds gelijk blijven

sich Dat treu bleiben

steeds weer (opnieuw)

immer (und immer) wieder

steeds meer/groter

immer mehr/größer

het leven wordt steeds duurder

die Lebenshaltung wird immer teurer

hij houdt zich steeds achteraf

er hält sich immer abseits

die film draait nog steeds

dieser Film läuft noch immer

ik ben nog steeds dezelfde

ich bin immer noch derselbe [o. dieselbe]

ze hield er steeds rekening mee

sie rechnete jederzeit damit

de uitgaven lopen steeds meer op

die Ausgaben summieren sich

haar toestand is nog steeds hetzelfde

ihr Zustand ist unverändert

steeds op zijn profijt uit zijn

stets auf seinem Gewinn aus sein

hij was steeds verder afgegleden in übtr

er war immer weiter in … Akk abgeglitten