Übersetzungen für „surfriding“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

sprei·ding [sprɛidɪŋ] SUBST f geen Pl

1. spreiding (het uitspreiden):

spreiding

Spreizen nt

bij spreiding van de benen

beim Spreizen der Beine

2. spreiding:

spreiding (verdeling over een tijdsverloop, ruimte, personen)

Streuung f

spreiding (verdeling)

Verteilung f

spreiding (indeling)

Staffelung f

de spreiding van de macht

die Verteilung der Macht

schei·ding <scheiding|en> [sxɛidɪŋ] SUBST f

1. scheiding:

scheiding (het verbreken)

Trennung f

scheiding (van elkaar)

Scheidung f

het uur van de scheiding

die Stunde der Trennung

de scheiding van Noord en Zuid

die Trennung von Nord und Süd

de scheiding van de drie staatsmachten

die Gewaltenteilung

2. scheiding (het niet-verbonden zijn):

scheiding

Trennung f

de scheiding der geesten

die Scheidung der Geister

3. scheiding:

scheiding (verbreking van huwelijk)

Trennung f

scheiding (van elkaar)

Scheidung f

in scheiding liggen

in Scheidung liegen

scheiding van tafel en bed

Trennung von Tisch und Bett

4. scheiding (boedelscheiding):

scheiding

Auseinandersetzung f

5. scheiding (grens(lijn)):

scheiding

Grenze f

6. scheiding (haar):

scheiding

Scheitel m

hij draagt een scheiding in het midden

er trägt einen Mittelscheitel

een scheiding in het haar maken

das Haar scheiteln

een scheiding in het haar maken

einen Scheitel ziehen

her·lei·ding <herleiding|en> [hɛrlɛɪdɪŋ] SUBST f

herleiding (vereenvoudiging)

Zurückführung f

herleiding (afleiding)

Ableitung f

herleiding (omrekening)

Umrechnung f

ver·lei·ding <verleiding|en> [vərlɛidɪŋ] SUBST f

verleiding

Verführung f

verleiding

Verlockung f

verleiding (verzoeking)

Versuchung f

de verleiding was groot

die Verlockung war groß

in de verleiding komen (om)

in (die) Versuchung kommen …

ver·sprei·ding [vərsprɛidɪŋ] SUBST f geen Pl

1. verspreiding (het verspreiden of verspreid worden):

verspreiding

Verbreitung f

verspreiding

Verteilung f

2. verspreiding (manier waarop iets verspreid is):

verspreiding

Streuung f

verspreiding

Verteilung f

aard·lei·ding <aardleiding|en> [artlɛidɪŋ] SUBST f

aardleiding

Erdleitung f

pers·lei·ding <persleiding|en> [pɛrslɛɪdɪŋ] SUBST f

persleiding

Druckleitung f

surf·plank <surfplank|en> [sʏːrfplɑŋk] SUBST f

surfplank

Surfbrett nt

op·lei·ding <opleiding|en> [ɔplɛidɪŋ] SUBST f

1. opleiding (het opgeleid worden):

opleiding

Ausbildung f

een klassieke opleiding

eine humanistische Bildung

een opleiding volgen

eine Ausbildung machen

de opleiding voor een ambacht

die Handwerkslehre

een wetenschappelijke opleiding

eine wissenschaftliche Ausbildung

2. opleiding (instituut):

opleiding

Ausbildungsanstalt f

af·lei·ding <afleiding|en> [ɑflɛidɪŋ] SUBST f

1. afleiding (ontspanning):

afleiding

Ablenkung f

2. afleiding taalk. (het afleiden):

afleiding

Ableitung f

in·lei·ding <inleiding|en> [ɪnlɛidɪŋ] SUBST f

1. inleiding (woorden vóór het eigenlijke onderwerp):

inleiding

Einleitung f

2. inleiding (voorwoord, introductie):

inleiding

Einleitung f

inleiding

Einführung f

3. inleiding (voorbereiding tot kennis, begrip van iets):

inleiding

Einführung f

4. inleiding (het binnenleiden):

inleiding

Einführung f

aan·lei·ding <aanleiding|en> [anlɛidɪŋ] SUBST f

aanleiding

Anlass m

er bestaat geen aanleiding om, tot …

es besteht kein Anlass, zu …

daartoe is geen aanleiding

dazu besteht kein Anlass

naar aanleiding van

anlässlich +Gen

naar aanleiding van

aufgrund +Gen

naar aanleiding van uw brief

auf Ihr Schreiben

aanleiding vinden in iets

etw zum Anlass nehmen

gas·lei·ding <gasleiding|en> [ɣɑslɛidɪŋ] SUBST f

gasleiding

Gasleitung f

aan·dui·ding <aanduiding|en> [andœydɪŋ] SUBST f

1. aanduiding (teken):

aanduiding

Bezeichnung f

aanduiding

Markierung f

2. aanduiding (het aanduiden):

aanduiding

Andeutung f

vage aanduidingen

vage Andeutungen

mis·lei·ding <misleiding|en> [mɪslɛidɪŋ] SUBST f

misleiding

Täuschung f

misleiding

Irreführung f

le·ger·lei·ding [leɣərlɛidɪŋ] SUBST f geen Pl

legerleiding

Heeresleitung f