Übersetzungen für „thuisblijfster“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

thuis·blij·ven <bleef thuis, i. thuisgebleven> [tœyzblɛivə(n)] VERB intr

thuisblijven

zu Hause bleiben

hij kan wel thuisblijven übtr

das schafft er doch nicht

ach·ter·blijf·ster SUBST f

achterblijfster weibliche Form von achterblijver

Siehe auch: achterblijver

ach·ter·blij·ver <achterblijver|s> [ɑxtərblɛivər] SUBST m

1. achterblijver (iem die blijft):

achterblijver

Zurückgebliebene(r) m

2. achterblijver (iem die achteraankomt):

achterblijver

Nachzügler m

3. achterblijver:

achterblijver (kind dat achterblijft)

Spätentwickler m

achterblijver (op school)

schwache(r) Schüler m

4. achterblijver plantk.:

achterblijver

kümmerlich wachsende Pflanze f

thuis·werk·ster SUBST f

thuiswerkster weibliche Form von thuiswerker

Siehe auch: thuiswerker

thuis·wer·ker <thuiswerker|s> [tœyswɛrkər] SUBST m

thuiswerker

Heimarbeiter m

zit·ten·blijf·ster SUBST f

zittenblijfster weibliche Form von zittenblijver

Siehe auch: zittenblijver

zit·ten·blij·ver <zittenblijver|s> [zɪtə(n)blɛivər] SUBST m

zittenblijver

Sitzenbleiber m

thuis·bren·gen <bracht thuis, h. thuisgebracht> [tœyzbrɛŋə(n)] VERB trans

1. thuisbrengen (naar, aan huis brengen):

thuisbrengen

nach Hause bringen

2. thuisbrengen ugs (weten te plaatsen):

thuisbrengen

unterbringen

iets/iem niet thuis kunnen brengen

etw/jdn nicht unterbringen können

thuis·be·zor·gen <bezorgde thuis, h. thuisbezorgd> [tœyzbəzɔrɣə(n)] VERB trans

thuisbezorgen

nach Hause liefern

thuis·bio·scoop <thuis|bioscopen> [tœyzbijɔskop] SUBST m

thuisbioscoop

Heimkino nt

thuis·ban·kie·ren <thuisbankierde, h. thuisgebankierd> [tœyzbɑŋkirə(n)] VERB intr

thuisbankieren

Homebanking nt

thuis·reis <thuis|reizen> [tœysrɛis] SUBST f

thuisreis

Heimreise f

thuis·komst [tœyskɔmst] SUBST f geen Pl

thuiskomst

Ankunft f zu Hause

thuiskomst

Eintreffen nt zu Hause

thuiskomst (na een langere afwezigheid)

Heimkehr f

thuis·wer·ker <thuiswerker|s> [tœyswɛrkər] SUBST m

thuiswerker

Heimarbeiter m