Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „verbpräfix“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

Ergebnis-Übersicht

Meintest du vielleicht: verbruik , verbruien , verbreken , verbreden , verborgen , verbergen , verbazing , verbaasd , verblijf und verbazen

ver·bruik [vərbrœyk] SUBST nt geen Pl

ver·ba·zen¹ <verbaasde, h. verbaasd> [vərbazə(n)] VERB trans (verwonderen)

haar gedrag verbaast mij zeer

ihr Benehmen wundert mich sehr

haar gedrag verbaast mij zeer

ich bin sehr erstaunt über ihr Benehmen

het verbaast me niets

das erstaunt [o. wundert] mich gar nicht

zij verbaasde me met haar opmerking

sie versetzte mich mit ihrer Bemerkung in Staunen

ver·blijf <ver|blijven> [vərblɛif] SUBST nt

1. verblijf (het verblijven):

2. verblijf (onderkomen):

3. verblijf (het wonen):

zijn verblijf hebben [o. houden ]

seinen Wohnsitz haben

ver·baasd <verbaasde, verbaasder, meest verbaasd> [vərbast] ADJ

verbaasd over iem staan/zijn

über jdn erstaunt sein/staunen

iem verbaasd doen staan

jdn in Staunen versetzen

ver·ba·zing [vərbazɪŋ] SUBST f geen Pl

Staunen nt

tot ieders verbazing

zum Erstaunen aller

tot mijn stomme verbazing

zu meinem großen Erstaunen

van de ene verbazing in de andere vallen

aus dem Staunen nicht (mehr) herauskommen

dat wekte verbazing

das rief Erstaunen hervor

ver·ber·gen <verborg, h. verborgen> [vərbɛrɣə(n)] VERB trans

1. verbergen (verstoppen):

zich achter iem verbergen übtr

sich hinter jdm verstecken

iets voor iem verbergen

etw vor jdm verbergen

2. verbergen (achterhouden):

iets/niets te verbergen hebben

etw/nichts zu verheimlichen [o. verbergen] haben

ver·bor·gen¹ [vərbɔrɣə(n)] ADJ

een verborgen camera

eine versteckte Kamera

in het verborgen(e)

in het verborgen(e)

in het verborgen(e)

in het verborgen(e)

iets verborgen houden

etw geheim halten

verborgen werkloosheid

latente Arbeitslosigkeit f

ver·bre·den¹ <verbreedde, h. verbreed> [vərbredə(n)] VERB trans

1. verbreden (breder maken):

2. verbreden übtr:

zijn blik [o. visie ] verbreden

seinen Horizont erweitern

ver·bre·ken <verbrak, h. verbroken> [vərbrekə(n)] VERB trans

1. verbreken (stukbreken):

een zegel verbreken

ein Siegel aufbrechen

2. verbreken:

verbreken (afbreken)

verbreken (afbreken)

verbreken (onderbreken)

de betrekkingen verbreken

die Beziehungen abbrechen

het stilzwijgen verbreken

das Schweigen brechen

de verloving verbreken

die Verlobung lösen

3. verbreken (schenden):

een verdrag verbreken

einen Vertrag brechen

ver·brui·en <verbruide, h. verbruid> [vərbrœyə(n)] VERB trans

hij heeft het bij mij verbruid

er ist bei mir unten durch

Linguatec

Wörterbuch durchsuchen

Niederländisch

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski