Niederländisch » Deutsch

wacht·geld <wachtgeld|en> [wɑxtxɛlt] SUBST nt (bei Beamten)

zwach·tel <zwachtel|s> [zwɑxtəl] SUBST m

zwach·te·len <zwachtelde, h. gezwachteld> [zwɑxtələ(n)] VERB trans

wach·ten1 <wachtte, h. gewacht> [wɑxtə(n)] VERB intr

1. wachten (ergens blijven; niet beginnen):

ach·te·loos <achteloze, achtelozer, meest achteloos> [ɑxtəlos] ADJ

2. achteloos (onoplettend):

3. achteloos (ongedwongen, zorgeloos):

4. achteloos (slordig, onverschillig):

5. achteloos (onoplettend):

mach·te·loos <machteloze, machtelozer, machteloost> [mɑxtəlos] ADJ

2. machteloos (krachteloos):

nach·te·lijk [nɑxtələk] ADJ

wacht·ver·bod <wachtverbod|en> [wɑxtfərbɔt] SUBST nt

wacht·post <wachtpost|en> [wɑxtpɔst] SUBST m

1. wachtpost (plaats):

Posten m

2. wachtpost (persoon):

Posten m
Wach(t)posten m
Wache f

wacht·tijd <wachttijd|en> [wɑxtɛit] SUBST m

wacht·lijst <wachtlijst|en> [wɑxtlɛist] SUBST f

wacht·ka·mer <wachtkamer|s> [wɑxtkamər] SUBST f

1. wachtkamer (bij arts e.d.):

2. wachtkamer verk.:

wacht·mees·ter <wachtmeester|s> [wɑxtmestər] SUBST m

in·zwach·te·len <zwachtelde in, h. ingezwachteld> [ɪnzwɑxtələ(n)] VERB trans

wacht1 <wacht|en> [wɑxt] SUBST m

bos·wach·te·rij <boswachterij|en> [bɔswɑxtərɛɪ] SUBST f

wachtwoord SUBST

Benutzereintrag
wachtwoord nt COMPUT

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski