Übersetzungen für „woedende“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

woe·dend <woedende, woedender, woedendst> [wudənt] ADJ

woedend

wütend

woe·den <woedde, h. gewoed> [wudə(n)] VERB intr

woeden

wüten a. übtr

woeden

toben a. übtr

toen de cholera woedde

als die Cholera wütete übtr

de brand woedt in het scheepsruim

der Brand wütet im Schiffsraum übtr

de storm woedt hevig

der Sturm tobt heftig

tegen iem woeden

gegen jdn wüten

roe·pen·de <roepende|n> [rupəndə] SUBST m

roepende

Rufer m

een roepende in de woestijn übtr

ein Rufer in der Wüste

goe·den·dag [ɣudə(n)dɑx] INTERJ

1. goedendag (begroetingsformule):

goedendag

guten Tag

2. goedendag (uitroep van verbazing):

goedendag ook iron

Junge, Junge ugs

goedendag, zeg!

Junge, Junge! ugs

3. goedendag (afscheidsgroet):

goedendag

auf Wiedersehen

vol·doen·de¹ <voldoende|s, voldoende|n> [vɔldundə] SUBST nt of m of f

voldoende

Note f „ausreichend“

een voldoende halen voor

die Note „ausreichend“ bekommen für +Akk

woe·de [wudə] SUBST f geen Pl

1. woede (razernij):

woede

Wut f

woede

Zorn m

in blinde woede

blindwütig

in woede ontsteken over iets

über etw Akk in (helle) Wut geraten

zijn woede is bekoeld

sein Zorn hat sich gelegt

zijn woede koelen (op iem)

seine Wut (an jdm) auslassen

2. woede (manie):

woede

Wut f

de woede van de golven

das Toben der Wellen

zo·doen·de [zodundə] ADV (dientengevolge)

zodoende

somit

zodoende

folglich

zodoende bespaart men kolen

so kann man Kohle sparen ugs

ik was de weg kwijt, zodoende! (ben ik te laat)

ich hatte mich verlaufen/verfahren - daher die Verspätung

be·dien·de <bediende|n, bediende|s> [bədində] SUBST m en f

1. bediende (iem in ondergeschikte betrekking):

bediende

Angestellte(r) f(m)

de jongste bediende

der Lehrling

2. bediende (dienaar):

bediende

Diener m

3. bediende (beambte):

bediende

Amtsdiener m

bediende

Bedienstete(r) f(m)