Übersetzungen für „akkordieren“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

ak·kre·di·ˈtie·ren [akrediˈtiːrən] VERB trans

akkreditieren

accrediteren

ko·or·di·ˈnie·ren [koɔrdiˈniːrən] VERB trans

1. koordinieren (aufeinander abstimmen):

koordinieren

coördineren

koordinieren

op elkaar afstemmen

2. koordinieren LING (nebenordnen):

koordinieren

coördineren

koordinieren

in nevenschikking brengen

Ak·ˈkor·de·on <Akkordeons, Akkordeons> [aˈkɔrdeɔn] SUBST nt

Akkordeon

trekharmonica

Akkordeon

accordeon nt of m

re·tar·ˈdie·ren [retarˈdiːrən] VERB trans geh

retardieren

retarderen

retardieren

vertragen

kor·ro·ˈdie·ren¹ [kɔroˈdiːrən] VERB intr

korrodieren

gecorrodeerd [o. aangetast] worden

co·ˈdie·ren [koˈdiːrən] VERB trans

codieren

coderen

ad·ˈdie·ren [aˈdiːrən] VERB trans

addieren

optellen

addieren

samentellen

ero·ˈdie·ren [eroˈdiːrən] VERB trans GEOL

erodieren

eroderen

kan·ˈdie·ren [kanˈdiːrən] VERB trans

kandieren

konfijten

son·ˈdie·ren [zɔnˈdiːrən] VERB trans

1. sondieren geh übtr (erkunden):

sondieren

peilen

sondieren

poolshoogte nemen (van)

sondieren

polsen

das Terrain sondieren a. übtr

het terrein verkennen

2. sondieren:

sondieren MED, TECH

sonderen

3. sondieren NAUT:

sondieren

peilen

sondieren

loden

bom·bar·ˈdie·ren [bɔmbarˈdiːrən] VERB trans a. übtr

bombardieren

bombarderen

Ak·ˈkord·lohn SUBST m

Akkordlohn

stukloon nt

or·di·ˈnie·ren [ɔrdiˈniːrən] VERB trans

1. ordinieren REL:

ordinieren

tot priester wijden

2. ordinieren REL:

ordinieren

als predikant bevestigen

3. ordinieren MED:

ordinieren

voorschrijven

lä·ˈdie·ren [lɛˈdiːrən] VERB trans

lädieren

havenen

lädieren

toetakelen

ra·ˈdie·ren¹ [raˈdiːrən] VERB intr

radieren

raderen

ze·die·ren [ ͜tseˈdiːrən] VERB trans JUR

zedieren

cederen

fun·ˈdie·ren [fʊnˈdiːrən] VERB trans

1. fundieren FIN (finanziell sichern):

fundieren

funderen

fundieren

financieel veiligstellen [o. consolideren]

ein gut fundiertes Unternehmen

een financieel solide onderneming

2. fundieren übtr geh (untermauern):

fundieren

funderen

fundieren

(onder)steunen

etw theoretisch fundieren

iets een theoretische basis geven

gra·ˈdie·ren [graˈdiːrən] VERB trans

1. gradieren:

gradieren

gradueren

gradieren

in graden verdelen

2. gradieren:

gradieren

trapsgewijze indelen

3. gradieren:

gradieren

graderen

gradieren

het gehalte verhogen

oxi·ˈdie·ren [-ˈdiːrən] VERB intr

oxidieren

oxideren

plä·ˈdie·ren [plɛˈdiːrən] VERB intr

1. plädieren JUR (verteidigen):

plädieren

pleiten

plädieren

verdedigen

plädieren

de verdediging voeren

auf [o. für ] Freispruch plädieren

voor vrijspraak pleiten

2. plädieren JUR (ein Plädoyer halten):

plädieren

een pleidooi houden

3. plädieren geh übtr (sich einsetzen für):

plädieren

(be)pleiten

plädieren

zich inzetten voor