Übersetzungen für „Lema“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

ˈLa·ma² <Lamas, Lamas> [ˈlaːma] SUBST m REL

Lama

lama

leer [leːɐ̯] ADJ

1. leer (nichts enthaltend):

leer

leeg

leer

ledig

leer

onbezet

leer ausgehen

met lege handen vertrekken [o. (naar huis) gaan]

ins Leere starren

(doelloos) voor zich uit staren

ins Leere treffen übtr

geen hout snijden

leer sein übtr

leeg [o. uitgeput] zijn

ein leer stehendes Haus

een leegstaand huis

leeres Stroh dreschen übtr

(onzin) kletsen

leeres Stroh dreschen übtr

leuteren

2. leer übtr (nichtssagend):

leer

leeg

leer

nietszeggend

leer

hol

leer

ijdel

leere Drohungen

loze dreigementen

leere Hoffnungen

ijdele hoop [o. verwachtingen]

leere Versprechungen

ijdele beloften

leck [lɛk] ADJ

leck

lek

leck

ondicht

leck werden

lek slaan

leid [l͜ait] ADJ

leid

leed

etw Akk leid sein/werden

iets beu zijn

etw Akk leid sein/werden

iets moe [o. beu] worden

jdn leid sein

iem moe zijn

jdn leid sein

genoeg hebben van iem

Ma·ma <Mama, Mamas> [ˈmama, maˈmaː] SUBST f ugs

Mama

mama

ˈOma <Oma, Omas> [ˈoːma] SUBST f ugs

Oma

oma

Oma

grootmoeder

ˈKo·ma² <Komas, Komas[o. Komata] > [ˈkoːma] SUBST nt

Koma

coma nt

im Koma liegen

in (een) coma liggen

ˈPu·ma <Pumas, Pumas> [ˈpuːma] SUBST m

Puma

poema

Du·ma <Duma, Dumas> [ˈduːma] SUBST f POL

Duma

Doema

ˈli·la [ˈliːla] ADJ

1. lila a. ugs:

lila

lila

lila

paars

2. lila ugs:

lila

zozo

lila

lala

lila

niet (al te) best

Einsprachige Beispiele (nicht von der PONS Redaktion geprüft)

Deutsch

Außer Lema und seiner Frau starben die Pilotin und der Kopilot.

de.wikipedia.org