Übersetzungen für „aanbevelingen“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

aan·be·ve·ling <aanbeveling|en> [ambəvelɪŋ] SUBST f

1. aanbeveling (verklaring):

aanbeveling

Empfehlung f

aanbeveling

Vorschlag m

op aanbeveling van een arts

auf Anraten eines Arztes

op aanbeveling van zijn chef

auf die Empfehlungen seines Chefs hin

2. aanbeveling (lijst van personen):

aanbeveling

Vorschlagsliste f

aanbeveling

Kandidatenliste f

3. aanbeveling (wat tot aanbeveling strekt):

aanbeveling

Empfehlung f

dat verdient aanbeveling

das empfiehlt sich

aan·be·ve·len <beval aan, h. aanbevolen> [ambəvelə(n)] VERB trans

aanbevelen

empfehlen

iem zijn belangen aanbevelen

jdm seine Interessen anvertrauen

daarvoor houd ik mij aanbevolen

dafür empfehle ich mich

de overledene aanbevelen in de gebeden rel.

des Verstorbenen im Gebet gedenken

een plan in iems aandacht aanbevelen

jds Interesse für einen Plan wecken

het is aan te bevelen, op tijd te komen

es empfiehlt sich, rechtzeitig zu erscheinen

iets warm aanbevelen

etw wärmstens empfehlen

ten zeerste aanbevolen

bestens empfohlen

aan·bren·gen <bracht aan, h. aangebracht> [ambrɛŋə(n)] VERB trans

1. aanbrengen (in-, toevoegen):

aanbrengen

anbringen

aanbrengen übtr

vornehmen

verbeteringen aanbrengen

Verbesserungen vornehmen

2. aanbrengen (aangeven):

aanbrengen

anzeigen

aanbrengen

melden

een zaak aanbrengen

eine Sache melden

3. aanbrengen (werven):

aanbrengen

(an)werben

nieuwe leden aanbrengen

neue Mitglieder werben

4. aanbrengen (naar de bestemde plaats brengen):

aanbrengen

herbeibringen

aanbrengen

herbeischaffen

bouwmaterialen aanbrengen

Baumaterialien herbeischaffen

een gevonden voorwerp aanbrengen

eine Fundsache abgeben

5. aanbrengen (meebrengen in het huwelijk):

aanbrengen

mit in die Ehe bringen

zij heeft hem die villa aangebracht

sie hat die Villa mit in die Ehe gebracht

6. aanbrengen (veroorzaken):

aanbrengen

bringen

geluk aanbrengen

Glück bringen

iem letsel aanbrengen

jdn verletzen

aan·be·ta·ling <aanbetaling|en> [ambətalɪŋ] SUBST f

aanbetaling

Anzahlung f

een aanbetaling voor iets doen

eine Anzahlung für etw leisten