Niederländisch » Deutsch

dood·schie·ten <schoot dood, h. doodgeschoten> [dotsxitə(n)] VERB trans

dood·scha·men <schaamde zich dood, h. zich doodgeschaamd> [dotsxamə(n)] VERB wk ww

doodschamen zich doodschamen:

doods·kist <doodskist|en> [dotskɪst] SUBST f

dood·schrik·ken <schrok zich dood, h. zich doodgeschrokken> [dotsxrɪkə(n)] VERB wk ww

doodschrikken zich doodschrikken:


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski