Niederländisch » Deutsch

ere·plaats <ereplaats|en> [erəplats] SUBST f

los·plaats <losplaats|en> [lɔsplats] SUBST f

lan·dings·plaats <landingsplaats|en> [lɑndɪŋsplats] SUBST f

grens·lijn <grenslijn|en> [ɣrɛnslɛin] SUBST f

1. grenslijn (grens):

Grenze f

2. grenslijn übtr:

Grenze f

grens·ge·val <grensgeval|len> [ɣrɛnsxəvɑl] SUBST nt

grens·li·nie SUBST f

grenslinie → grenslijn

Siehe auch: grenslijn

grens·lijn <grenslijn|en> [ɣrɛnslɛin] SUBST f

1. grenslijn (grens):

Grenze f

2. grenslijn übtr:

Grenze f

grens·waar·de <grenswaarde|n> [ɣrɛnswardə] SUBST f

bad·plaats <badplaats|en> [bɑtplats] SUBST f

1. badplaats (aan zee):

2. badplaats (met geneeskrachtige bronnen):

Kurort m
Bad nt

lig·plaats <ligplaats|en> [lɪxplats] SUBST f

zit·plaats <zitplaats|en> [zɪtplats] SUBST f

ont·moe·tings·plaats <ontmoetingsplaats|en> [ɔntmutɪŋsplats] SUBST f


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski