Übersetzungen für „kauwkracht“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

stuw·kracht <stuwkracht|en> [stywkrɑxt] SUBST f

stuwkracht

Antriebskraft f

stuwkracht techn., nat.

Schub m

stuwkracht übtr

treibende Kraft

stuwkracht (impuls)

Impuls m

stuwkracht (impuls)

Antrieb m

zijn grote stuwkracht was onmisbaar übtr

sein Elan war unentbehrlich

man·kracht [mɑŋkrɑxt] SUBST f geen Pl

1. mankracht (menselijke kracht):

mankracht

Menschenkraft f

2. mankracht (sterkte aan manschappen):

mankracht

Arbeitskräfte Pl

hand·kracht [hɑntkrɑxt] SUBST f geen Pl

handkracht

Handkraft f

met handkracht

mit Handbetrieb

op handkracht

durch Handkraft

koop·kracht [kopkrɑxt] SUBST f geen Pl

koopkracht

Kaufkraft f

vuur·kracht [vyrkrɑxt] SUBST f geen Pl

vuurkracht

Feuerkraft f