Übersetzungen für „schikken“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

schik·ken¹ <schikte, h. geschikt> [sxɪkə(n)] VERB trans

1. schikken (rangschikken):

schikken

ordnen

de kussens van een zieke schikken

einem Kranken die Kissen aufschütteln

stoelen om een tafel schikken

Stühle um einen Tisch gruppieren [o. platzieren]

2. schikken (maatregelen treffen):

schikken

einrichten

we zullen het wel schikken

das werden wir schon in Ordnung bringen

ik weet niet hoe ik het zal schikken

ich weiß nicht, wie ich das einrichten [o. arrangieren] soll

3. schikken (regelen d.m.v. een compromis):

schikken

beilegen

schikken

schlichten

een zaak in der minne schikken

eine Sache gütlich beilegen [o. schlichten]

dat zal zich wel schikken

das wird sich alles finden

schik·ken² <schikte zich, h. zich geschikt> [sxɪkə(n)] VERB wk ww zich schikken

1. schikken (zich plaatsen op doelmatige wijze):

schikken

sich platzieren

zich in het rond schikken

einen Kreis bilden

zich in het rond schikken

sich in einen Kreis setzen

zich om een tafel schikken

sich um einen Tisch setzen

2. schikken (berusten, zich conformeren):

schikken

sich fügen

schikken

sich schicken

hij schikt zich in alles

er passt sich allem an

zich in zijn lot schikken

sich in sein Schicksal fügen [o. ergeben]

zich in zijn lot schikken

sich mit seinem Schicksal abfinden

zich in het onvermijdelijke schikken

sich ins Unvermeidliche fügen [o. schicken]

zich naar iets/iem schikken

sich nach etw/jdm richten

zich naar iems wensen schikken

sich jds Wünschen fügen

schik·ken³ <schikte, h. geschikt> [sxɪkə(n)] VERB intr

1. schikken (gelegen komen):

schikken

passen

schikken

recht sein

als het u schikt

wenn es Ihnen passt

als het u schikt

wenn es Ihnen recht ist

2. schikken (tamelijk goed zijn):

schikken

gehen

het schikt nogal

es geht so (einigermaßen)

3. schikken (opschuiven):

schikken

rücken

schikken

rutschen ugs

schik eens wat naar links

rück mal ein bisschen nach links

Beispielsätze für schikken

zich overal in schikken

sich in alles schicken

zij schikken zich op

sie schminken sich

zich in het rond schikken

einen Kreis bilden

zich om een tafel schikken

sich um einen Tisch setzen

zich in zijn lot schikken

sich mit seinem Schicksal abfinden

iets in der minne schikken

etw gütlich beilegen

zich in het onvermijdelijke schikken

sich ins Unvermeidliche fügen [o. schicken]

zich naar iems wensen schikken

sich jds Wünschen fügen

we zullen het wel schikken

das werden wir schon in Ordnung bringen

stoelen om een tafel schikken

Stühle um einen Tisch gruppieren [o. platzieren]

dat zal zich wel schikken

das wird sich alles finden

zich naar iets/iem schikken

sich nach etw/jdm richten

de kussens van een zieke schikken

einem Kranken die Kissen aufschütteln

een zaak in der minne schikken

eine Sache gütlich beilegen [o. schlichten]

ik weet niet hoe ik het zal schikken

ich weiß nicht, wie ich das einrichten [o. arrangieren] soll