Niederländisch » Deutsch

woord·voer·der <woordvoerder|s> [wortfurdər] SUBST m

1. woordvoerder (iem die het woord voert):

2. woordvoerder (iem die namens anderen spreekt):

woord·voer·ster <woordvoerster|s> [wortfurstər] SUBST f

woordvoerster weibliche Form von woordvoerder

Siehe auch: woordvoerder

woord·voer·der <woordvoerder|s> [wortfurdər] SUBST m

1. woordvoerder (iem die het woord voert):

2. woordvoerder (iem die namens anderen spreekt):

ont·voer·der <ontvoerder|s> [ɔntfurdər] SUBST m

ver·voer·der <vervoerder|s> [vərvurdər] SUBST m

aan·voer·der <aanvoerder|s> [anvurdər] SUBST m

uit·voer·der <uitvoerder|s> [œytfurdər] SUBST m

1. uitvoerder bouww.:

2. uitvoerder (van testament, vonnis):

zaak·voer·der <zaakvoerder|s> [zakfurdər] SUBST m

ge·zag·voer·der <gezagvoerder|s> [ɣəzɑxfurdər] SUBST m


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski