Übersetzungen für „dapperen“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

(Springe zu Niederländisch » Deutsch)

ad·ap·ˈtie·ren [adapˈtiːrən] VERB trans A (anpassen, umarbeiten)

adaptieren

aanpassen

adaptieren

adapteren

adaptieren

bewerken

frap·ˈpie·ren [fraˈpiːrən] VERB trans

1. frappieren geh (überraschen):

frappieren

treffen

frappieren

frapperen

frappieren

verbazen

2. frappieren geh fachspr:

frappieren

frapperen

frappieren

in ijs zetten

frappieren

laten afkoelen

ˈklap·pern [ˈklapɐn] VERB intr

klappern

klapperen

klappern

klepperen

klappern

klappertanden

das Klappern der Schreibmaschinen

het ratelen van de schrijfmachines

er klapperte (mit den Zähnen) vor Kälte

hij klappertandde van de kou

ˈplap·pern¹ [ˈplapɐn] VERB intr

1. plappern ugs abw (schwatzen, plaudern):

plappern

babbelen

plappern

kletsen

2. plappern ugs (von einem Kind):

plappern

babbelen

plappern

brabbelen

ap·pel·ˈlie·ren [apɛˈliːrən] VERB intr

1. appellieren geh (sich auffordernd an jdn wenden):

appellieren

een beroep doen

appellieren

een oproep doen

appellieren

appelleren

an das Publikum appellieren

een oproep doen aan het publiek

an jds Gewissen/Nächstenliebe appellieren

op iems geweten/naastenliefde een beroep doen

2. appellieren geh veraltet JUR (Berufung einlegen):

appellieren

hoger beroep aantekenen

appellieren

appelleren