Übersetzungen für „verplichtend“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

(Springe zu Niederländisch » Deutsch)

ver·ˈpflich·ten¹ [fɛɐ̯ˈ͜pflɪçtn̩] VERB trans

1. verpflichten (einen Eid ablegen):

verpflichten

(plechtig) laten beloven

verpflichten

de eed laten afleggen

2. verpflichten (dankbar):

verpflichten

verplichten

ich bin dir sehr verpflichtet

ik ben je erg dankbaar

ich bin Ihnen zu Dank verpflichtet

ik ben u dank verschuldigd

verpflichtende Zusage

bindende toezegging

3. verpflichten THEAT (engagieren):

verpflichten

engageren

verpflichten

contracteren

ver·ˈpach·ten VERB trans

verpachten

verpachten

verpachten

in pacht geven

Ver·ˈpflich·tung <Verpflichtung, Verpflichtungen> [-tʊŋ] SUBST f

1. Verpflichtung (Pflichten):

Verpflichtung

verplichting

2. Verpflichtung (das Engagieren):

Verpflichtung

engagement

Verpflichtung

verbintenis

3. Verpflichtung (Eidesleistung) meist Sg:

Verpflichtung

eedsaflegging

4. Verpflichtung (Schuld) meist Pl:

Verpflichtung

verplichting

Verpflichtung

schuld