Übersetzungen für „contracteren“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

con·trac·te·ren <contracteerde, h. gecontracteerd> [kɔntrɑkterə(n)] VERB trans

1. contracteren (contract sluiten):

contracteren

einen Vertrag über etw Akk abschließen

2. contracteren (bij contract overeenkomen):

contracteren

vertraglich übereinkommen

contracteren

vertraglich festlegen

de contracterende partijen

die Vertragspartner Pl

3. contracteren (verbinden, engageren):

contracteren

unter Vertrag nehmen

een artiest/speler contracteren

einen Künstler/Spieler unter Vertrag nehmen

Beispielsätze für contracteren

een artiest/speler contracteren

einen Künstler/Spieler unter Vertrag nehmen