Niederländisch » Deutsch

leer·gang <leergang|en> [lerɣɑŋ] SUBST m

2. leergang (methode: als boek):

leer·jaar <leer|jaren> [lerjar] SUBST nt

leer·plan <leerplan|nen> [lerplɑn] SUBST nt

lees·map <leesmap|pen> [lesmɑp] SUBST f

le·perd <leperd|s> [lepərt] SUBST m

eer·zaam [erzam] ADJ

leer1 [ler] SUBST nt geen Pl (bewerkte dierenhuid)

leur·der <leurder|s> [lørdər] SUBST m

pij·ler·dam <pijlerdam|men> [pɛɪlərdɑm] SUBST m


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski