Übersetzungen für „Remittent“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

re·sis·tent <resistente, resistenter, meest resistent> [rezistɛnt] ADJ

resistent

resistent

re·mi·grant <remigrant|en> [remiɣrɑnt] SUBST m

remigrant

Remigrant m form

exis·tent [ɛksistɛnt] ADJ

existent

existent

re·mi·gran·te SUBST f

remigrante weibliche Form von remigrant

Siehe auch: remigrant

re·mi·grant <remigrant|en> [remiɣrɑnt] SUBST m

remigrant

Remigrant m form

schiet·tent <schiettent|en> [sxitɛnt] SUBST f

schiettent

Schießbude f

schiettent

Schießstand m

im·po·tent [ɪmpotɛnt] ADJ

impotent

impotent

as·si·stent <assistent|en> [ɑsistɛnt] SUBST m

assistent

Mitarbeiter m

assistent

Assistent m

assistent in een ziekenhuis (als arts)

Assistenzarzt

com·pe·tent <competente, competenter, competentst> [kɔmpətɛnt] ADJ

competent

kompetent

hij is daartoe niet competent

dafür ist er nicht kompetent

de competente portie van een erfgenaam

der Pflichtteil eines Erben

re·mi·se <remise|s> [rəmizə] SUBST f

1. remise:

remise (loods)

Depot nt

remise (trein)

Abstellbahnhof m

2. remise (onbeslist geëindigde partij):

remise

Remis nt

remise SCHACH

Remise f

met remise eindigen

remis enden

3. remise:

remise (overmaking van geld)

Überweisung f

remise (wissel)

Rimesse f

rem·men¹ <remde, h. geremd> [rɛmə(n)] VERB trans

1. remmen (beweging vertragen, stoppen):

remmen

bremsen

2. remmen übtr:

remmen (stuiten, afremmen)

bremsen

remmen (belemmeren, ook psychisch)

hemmen

geremd in zijn ontwikkeling

in seiner Entwicklung gehemmt

een remmende invloed

ein hemmender Einfluss

re·mi·gre·ren <remigreerde, h. geremigreerd> [remiɣrerə(n)] VERB intr

remigreren

rückwandern

remigreren

remigrieren

koe·pel·tent <koepeltent|en> [kupəltɛnt] SUBST f

koepeltent

Kuppelzelt nt

om·ni·po·tent [ɔmnipotɛnt] ADJ

omnipotent

omnipotent