Niederländisch » Deutsch

wan·del·weg <wandelweg|en> [wɑndəlwɛx] SUBST m

schla·ger <schlager|s> [ʃlaɡər] SUBST m

snel·weg <snelweg|en> [snɛlwɛx] SUBST m

au·to·snel·weg <autosnelweg|en> [ɑutosnɛlwɛx, otosnɛlwɛx] SUBST m

be·lan·ge·loos [bəlɑŋəlos] ADJ

1. belangeloos (onbaatzuchtig):

2. belangeloos (gratis):

man·ge·len <mangelde, h. gemangeld> [mɑŋələ(n)] VERB trans

aan·ge·legd [aŋɣəlɛxt] ADJ

1. aangelegd (in een vorm gebracht):

2. aangelegd (aanleg hebbende voor):

land·weg <landweg|en> [lɑntwɛx] SUBST m

2. landweg (niet-bestrate weg):

man·tel·wet <mantelwet|ten> [mɑntəlwɛt] SUBST m


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski