Übersetzungen für „Vernünftigkeit“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

ver·nuf·tig <vernuftige, vernuftiger, vernuftigst> [vərnʏftəx] ADJ

1. vernuftig:

vernuftig (personen)

erfinderisch

vernuftig (scherpzinnig)

scharfsinnig

2. vernuftig (zaken):

vernuftig

(wohl) durchdacht

een vernuftig apparaatje

ein (wohl) durchdachter Apparat

ver·nie·ti·gen <vernietigde, h. vernietigd> [vərnitəɣə(n)] VERB trans

1. vernietigen (verwoesten):

vernietigen

vernichten

vernietigen

zerstören

2. vernietigen (tenietdoen):

vernietigen

für nichtig erklären

vernietigen

annullieren form

een vonnis vernietigen

ein Urteil für nichtig erklären

ver·gif·ti·gen <vergiftigde, h. vergiftigd> [vərɣɪftəɣə(n)] VERB trans

vergiftigen

vergiften

iem/iets vergiftigen

jdn/etw vergiften

ver·nie·ti·ging [vərnitəɣɪŋ] SUBST f geen Pl

1. vernietiging (het vernietigen):

vernietiging

Vernichtung f

vernietiging

Zerstörung f

2. vernietiging (tenietdoening):

vernietiging

Annullierung f

ver·gif·tig [vərɣɪftəx] ADJ

vergiftig

giftig

ver·gif·ti·ging <vergiftiging|en> [vərɣɪftəɣɪŋ] SUBST f

vergiftiging

Vergiftung f

hij stierf door vergiftiging

er starb an einer Vergiftung

ver·nuft <vernuft|en> [vərnʏft] SUBST nt

1. vernuft (verstand):

vernuft

Geist m

iem van [o. met ] veel vernuft (met veel verstand)

ein geistreicher Mensch

iem van [o. met ] veel vernuft (scherpzinnig)

ein scharfsinniger Mensch

2. vernuft (inventiviteit):

vernuft

Erfindungsgabe f