Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „aanbrengen“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch (Springe zu Deutsch » Niederländisch)

aan·bren·gen <bracht aan, h. aangebracht> [ambrɛŋə(n)] VERB trans

1. aanbrengen (in-, toevoegen):

aanbrengen
aanbrengen übtr
verbeteringen aanbrengen

2. aanbrengen (aangeven):

aanbrengen
aanbrengen
een zaak aanbrengen

3. aanbrengen (werven):

aanbrengen
nieuwe leden aanbrengen

4. aanbrengen (naar de bestemde plaats brengen):

aanbrengen
aanbrengen
bouwmaterialen aanbrengen
een gevonden voorwerp aanbrengen

5. aanbrengen (meebrengen in het huwelijk):

aanbrengen

6. aanbrengen (veroorzaken):

aanbrengen
geluk aanbrengen
iem letsel aanbrengen

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski