Übersetzungen für „beetkrijgen“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

beet·krij·gen <kreeg beet, h. beetgekregen> [betkrɛɪɣə(n)] VERB trans

1. beetkrijgen (vast krijgen):

beetkrijgen

erwischen

beetkrijgen

packen

er de smaak van beetkrijgen

auf den Geschmack kommen

2. beetkrijgen (begrijpen):

beetkrijgen

kapieren

3. beetkrijgen (oplopen):

beetkrijgen

erwischen

ik heb het gisteren beetgekregen

es hat mich gestern erwischt

Beispielsätze für beetkrijgen

er de smaak van beetkrijgen

auf den Geschmack kommen