Übersetzungen für „belfort“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

com·fort [kɔmfɔːr]

comfort [[o. kɔmfɔrt]] SUBST nt geen Pl:

comfort

Komfort m

be·last [bəlɑst] ADJ

1. belast (als toegewezen taak hebbend):

belast

beauftragt mit

belast

zuständig für

2. belast (met een last bezwaard):

belast

belastet

belast

beladen

belast en beladen

schwer beladen

3. belast (genetica):

belast

belastet

erfelijk belast

erblich belastet

be·loop [bəlop] SUBST nt geen Pl

1. beloop (ontwikkeling, gang):

beloop

Verlauf m

iets op zijn beloop laten

einer Sache Dat ihren Lauf lassen

2. beloop (richting, vorm):

beloop

Verlauf m

be·lust [bəlʏst] ADJ

belust

begierig auf +Akk

belust

versessen auf +Akk

op macht belust

machtgierig

op oorlog belust

kriegslüstern

belust op avontuur

auf Abenteuer erpicht

be·lof·te <belofte|n, belofte|s> [bəlɔftə] SUBST f

belofte

Versprechen nt

belofte (plechtig)

Gelöbnis nt

een belofte doen/nakomen

ein Versprechen geben/einlösen

belofte maakt schuld Sprichw

≈ versprechen und halten ziemt Jungen und Alten

het land van belofte

das Land der Verheißung

het land van belofte übtr

das gelobte Land

bel·toon <bel|tonen> [bɛlton] SUBST m

beltoon

Klingelton m

beltoon

Klingelzeichen nt