Übersetzungen für „buurman“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

buur·man <buur|lieden, buur|lui> [byrmɑn] SUBST m

buurman

Nachbar m

buurman aan tafel

Tischnachbar m

al te goed is buurmans gek Sprichw

jedermanns Freund

al te goed is buurmans gek Sprichw

jedermanns Narr

Beispielsätze für buurman

de buurman van hiernaast

der Nachbar

buurman aan tafel

Tischnachbar m

bij/van zijn buurman afkijken

bei/von seinem Nachbarn abschreiben