Übersetzungen für „doelen“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

doe·len <doelde, h. gedoeld> [dulə(n)] VERB intr

doelen

zielen

op iets doelen (beogen)

auf etw Akk abzielen

op iets doelen (bedoelen)

sich auf etw Akk beziehen

Beispielsätze für doelen

gemeenschappelijke doelen

gemeinsame Ziele Pl

op iets doelen (beogen)

auf etw Akk abzielen

het streven naar gemeenschappelijke doelen

die Verfolgung gemeinsamer Ziele