Übersetzungen für „hinunterfliegen“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

bin·nen·vlie·gen <vloog binnen, i. binnengevlogen> [bɪnə(n)vliɣə(n)] VERB intr

1. binnenvliegen (vliegend binnenkomen):

binnenvliegen

hereinfliegen

binnenvliegen

hineinfliegen

Frankrijk binnenvliegen

nach Frankreich einfliegen

2. binnenvliegen übtr:

binnenvliegen

hereinstürmen

binnenvliegen

hineinstürmen

in·vlie·gen¹ <vloog in, h. ingevlogen> [ɪnvliɣə(n)] VERB intr

1. invliegen (zich vliegend begeven in):

invliegen

(hin)einfliegen in +Akk

het vijandelijk gebied invliegen

in das feindliche Gebiet einfliegen

2. invliegen (met grote snelheid binnengaan):

invliegen

hineinrasen

invliegen

losrasen

met volle snelheid vloog de trein de tunnel in

in voller Fahrt raste der Zug in den Tunnel

er invliegen übtr

hereinfallen

ver·vlie·gen <vervloog, i. vervlogen> [vərvliɣə(n)] VERB intr

1. vervliegen:

vervliegen (snel verdwijnen)

dahineilen

vervliegen (tijd ook)

verfliegen

2. vervliegen (in damp opgaan):

vervliegen

verfliegen

vervliegen

sich verflüchtigen

alcohol vervliegt snel

Alkohol verfliegt schnell [o. verflüchtigt sich schnell]

mijn hoop is vervlogen übtr

meine Hoffnung ist verflogen

over·vlie·gen² <vloog over, h. overgevlogen> [ovərvliɣə(n)] VERB trans (vliegend overbrengen)

overvliegen

fliegen über +Akk

overvliegen

hinüberfliegen