Übersetzungen für „hoogleraren“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

hoog·le·raar <hoogle|raren, hoogleraar|s> [hoxlerar] SUBST m

hoogleraar

Hochschullehrer m

hoogleraar

Universitätsprofessor m

hoog·veen <hoog|venen> [hoxfen] SUBST nt

1. hoogveen (boven de grondwaterspiegel gevormd veen):

hoogveen

Hochmoor nt

2. hoogveen (streek):

hoogveen

Hochmoorgebiet nt

hoog·dra·vend <hoogdravende, hoogdravender, hoogdravendst> [hoɣdravənt] ADJ

hoogdravend

hochtrabend

hoog·schat·ten <schatte hoog, h. hooggeschat> [hoxsxɑtə(n)] VERB trans

hoogschatten

hoch schätzen

hoogschatten

hoch achten

hoog·lo·pend [hoxlopənt] ADJ

hooglopend

heftig

hoog·oven <hoogoven|s> [hoxovə(n)] SUBST m

hoogoven

Hochofen m

hoogoven

Hütte f

hoog·wa·ter [hoxwatər] SUBST nt geen Pl

1. hoogwater (ogenblik dat de vloed op zijn hoogst is):

hoogwater

Hochflut f

2. hoogwater (hoge waterstand):

hoogwater

Hochwasser nt

3. hoogwater (hevige aandrang tot urineren):

hoogwater

Druck m auf der Blase

hoog·ach·ten <achtte hoog, h. hooggeacht> [hoxɑxtə(n)] VERB trans

hoogachten

hoch achten

hoogachten

hoch schätzen

hoog·te·lijn <hoogtelijn|en> [hoxtəlɛin] SUBST f

1. hoogtelijn wisk.:

hoogtelijn

Höhe f

2. hoogtelijn (niveaulijn):

hoogtelijn

Höhenlinie f

hoog·te·vrees [hoxtəvres] SUBST f geen Pl

hoogtevrees

Höhenangst f

hoogtevrees hebben

nicht schwindelfrei sein

geen hoogtevrees hebben

schwindelfrei sein