Übersetzungen für „ingeademde“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

in·ge·legd [ɪŋɣəlɛxt] ADJ

1. ingelegd (uit ingepaste stukjes bestaand):

ingelegd

eingelegt

2. ingelegd:

ingelegd (ingemaakt: in zuur)

in Zucker eingelegt

ingelegd (ingemaakt: in zout)

in Salz eingelegt

ingelegde haring

eingelegte(r) Hering m

in·ge·beeld [ɪŋɣəbelt] ADJ

ingebeeld

eingebildet

ingebeelde kwalen

eingebildete Leiden Pl

een ingebeelde kwast

ein eingebildeter Pinsel

in·ge·keerd [ɪŋɣəkert] ADJ

ingekeerd

in sich Akk gekehrt

in·ge·wij·de <ingewijde|n> [ɪŋɣəwɛidə] SUBST m en f

ingewijde

Eingeweihte(r) f(m)

in·ge·meen [ɪŋɣəmen] ADJ

ingemeen

hundsgemein

in·ge·brand ADJ

ingebrand

eingebrannt

ingebrand

eingeprägt

dat staat er bij mij ingebrand

das hat sich mir tief eingeprägt

in·ge·naaid [ɪŋɣənajt] ADJ

ingenaaid

geheftet

ingenaaid

broschiert fachspr

in·ge·ni·eur <ingenieur|s> [ɪnʒeɲør, ɪŋɣeɲør] SUBST m

ingenieur

Ingenieur m

ingenieur (meer specifiek)

Diplomingenieur m

bouwkundig ingenieur

Bauingenieur m

civiel ingenieur

Diplombauingenieur m

landbouwkundig ingenieur

Diplomlandwirt m

werktuigkundig ingenieur

Maschinenbauingenieur m

in·ge·ni·eus <ingenieuze, ingenieuzer, meest ingenieus> [ɪŋɣenijøs] ADJ

ingenieus

genial

ingenieus

ingeniös form

in·ge·no·men [ɪŋɣənomə(n)] ADJ

1. ingenomen + met:

ingenomen

eingenommen von +Dat

met zichzelf ingenomen zijn

von sich eingenommen sein

2. ingenomen + tegen:

ingenomen

eingenommen gegen +Akk

in·ge·vol·ge [ɪŋɣəvɔlɣə] PRÄP

ingevolge

infolge +Gen

ingevolge

zufolge +Dat

ingevolge

gemäß +Dat

ingevolge uw verzoek

Ihrer Bitte gemäß

in·ge·kleurd [ɪŋɣəklørt] ADJ

ingekleurd

koloriert

een met de hand ingekleurde tekening

eine handkolorierte Zeichnung

in·ge·ze·te·ne <ingezetene|n> [ɪŋɣəzetənə] SUBST m en f

ingezetene

Alteingesessene(r) f(m)

in·ge·zon·den [ɪŋɣəzɔndə(n)] ADJ

ingezonden

eingesandt

ingezonden

eingeschickt

het ingezonden stuk

der Leserbrief

in·ge·wan·den [ɪŋɣəwɑndə(n)] SUBST Pl

1. ingewanden (inwendige delen van het lichaam):

ingewanden

Eingeweide nt meist Pl

de ingewanden verwijderen

die Eingeweide herausnehmen

2. ingewanden (het binnenste):

ingewanden

Innere(s) nt

ont·heem·de <ontheemde|n> [ɔnthemdə] SUBST m en f

ontheemde

Heimatlose(r) f(m)

ontheemde

Vertriebene(r) f(m)

ontheemde

Heimatvertriebene(r) f(m)

be·ade·men <beademde, h. beademd> [bəadəmə(n)] VERB trans

1. beademen med.:

beademen

beatmen

2. beademen (de adem laten gaan over):

beademen

anhauchen

beademen

behauchen