Niederländisch » Deutsch

licht·ko·gel <lichtkogel|s> [lɪxtkoɣəl] SUBST m

licht·cel <lichtcel|len> [lɪxtsɛl] SUBST f

licht·bun·del <lichtbundel|s> [lɪxtbʏndəl] SUBST m

licht·val [lɪxtfɑl] SUBST m geen Pl

lich·tend [lɪxtənt] ADJ

licht·net <lichtnet|ten> [lɪxtnɛt] SUBST nt

lich·ting <lichting|en> [lɪxtɪŋ] SUBST f

2. lichting (opgeroepen soldaten):

3. lichting (het ledigen van een brievenbus):

4. lichting (het omhoogbrengen):

Hebung f

licht·echt [lɪxtɛxt] ADJ

licht·boei <lichtboei|en> [lɪxtbuj] SUBST f

licht·heid <lichtheden> [lɪxthɛɪt] SUBST f

1. lichtheid (geringe zwaarte):

2. lichtheid (licht gevoel):

licht·ge·lo·vig [lɪxtxəlovəx] ADJ

licht·ge·wicht2 [lɪxtxəwɪxt] ADJ

licht·bron <lichtbron|nen> [lɪxtbrɔn] SUBST f

licht·jaar <licht|jaren> [lɪxtjar] SUBST nt

licht·mast <lichtmast|en> [lɪxtmɑst] SUBST m

licht·punt <lichtpunt|en> [lɪxtpʏnt] SUBST nt

1. lichtpunt (lichtend punt):

2. lichtpunt übtr:

3. lichtpunt (aansluitingspunt op het lichtnet):

licht·blond [lɪxtblɔnt] ADJ

licht·slang <lichtslang|en> SUBST f


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski