Niederländisch » Deutsch

Übersetzungen für „oberer“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch (Springe zu Deutsch » Niederländisch)

Ergebnis-Übersicht

ober: Nomen
ore·ren: Verb
so·ber: Adjektiv und Adverb
dob·ber: Nomen
be·reik: Nomen
be·reid: Adjektiv und Adverb
om·ber: Nomen

Meintest du vielleicht: oreren , ober , omber , bereid , bereik , dobber und sober

ober <ober|s> [obər] SUBST m

ober

Ober m

ober

Kellner m

ober, betalen alstublieft!

Herr Ober, bitte zahlen!

ore·ren <oreerde, h. georeerd> [orerə(n)] VERB intr

1. oreren (redevoering houden):

eine Rede halten

reden

2. oreren scherzh:

so·ber <sobere, soberder, soberst> [sobər] ADJ

1. sober:

sober (bescheiden: eenvoudig)

sober (bescheiden: eenvoudig)

sober (bescheiden: met weinig tevreden)

sober (bescheiden: m.b.t. genoegens)

sober (bescheiden: tot het wezenlijke beperkt)

knapp

een onderwerp sober behandelen

ein Thema knapp behandeln

in sobere bewoordingen

in schlichten Worten

hij is/leeft zeer sober

er ist/lebt sehr genügsam

een sobere stijl

ein karger Stil

2. sober:

sober (niet overvloedig)

karg

sober (eten)

frugal form

een sober inkomen

ein karges Einkommen

3. sober (armoedig):

karg

een sober bestaan leiden

een sober bestaan leiden

ein karges Dasein führen

dob·ber <dobber|s> [dɔbər] SUBST m

1. dobber (drijver):

2. dobber (vistuig):

een harde dobber hebben

einen schweren Stand haben

be·reik [bərɛik] SUBST nt geen Pl

1. bereik (bestreken gebied):

Bereich m

2. bereik (meet-, frequentiegebied):

Bereich m

be·reid [bərɛit] ADJ

1. bereid (genegen te doen):

bereid zijn om te helpen

hilfsbereit sein

zich tot iets bereid verklaren

sich zu etw bereit erklären

2. bereid (gereedgemaakt):

parat

om·ber¹ [ɔmbər] SUBST nt geen Pl (kaartspel)

Lomber nt

Linguatec

Wörterbuch durchsuchen

Niederländisch

Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski