Niederländisch » Deutsch

ren·te·nier <rentenier|s> [rɛntənir] SUBST m

1. rentenier (iem die van zijn renten leeft):

2. rentenier (iem zonder betrekking):

ren·te·nie·ren <rentenierde, h. gerentenierd> [rɛntənirə(n)] VERB intr

1. rentenieren (van zijn rente leven):

2. rentenieren (niets uitvoeren):

bin·nen·markt <binnenmarkt|en> [bɪnəmɑrkt] SUBST f

pren·ten·boek <prentenboek|en> [prɛntə(n)buk] SUBST nt

ef·fec·ten·markt <effectenmarkt|en> [ɛfɛktəmɑrəkt] SUBST f

bench·mark <benchmark|s> [bɛntʃmɑːrk] SUBST m econ.

fond·sen·markt <fondsenmarkt|en> [fɔn(t)səmɑrəkt] SUBST f fin.

dren·te·nie·ren <drentenierde, h. gedrentenierd> VERB intr

ren·te·nier·ster SUBST f

rentenierster weibliche Form von rentenier

Siehe auch: rentenier

ren·te·nier <rentenier|s> [rɛntənir] SUBST m

1. rentenier (iem die van zijn renten leeft):

2. rentenier (iem zonder betrekking):


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski