Niederländisch » Deutsch

droef·toe·ter <droeftoeter|s> SUBST m

ge·ploe·ter [ɣəplutər] SUBST nt geen Pl

diep·te·me·ter <dieptemeter|s> [diptəmetər] SUBST m

roep·stem <roepstem|men> [rupstɛm] SUBST f

vier·voe·ter <viervoeter|s> [virvutər] SUBST m

be·toe·terd [bətutərt] ADJ

roei·ster <roeister|s> [rujstər] SUBST f

roeister weibliche Form von roeier

Siehe auch: roeier

roei·er <roeier|s> [rujər] SUBST m

Rud(e)rer m

bet·we·ter <betweter|s> [bɛtwetər] SUBST m

te·gen·voe·ter <tegenvoeter|s> [teɣə(n)vutər] SUBST m ook übtr

roe·pen·de <roepende|n> [rupəndə] SUBST m

toe·te·ren1 <toeterde, h. getoeterd> [tutərə(n)] VERB trans (schetteren)

tip·toets <tiptoets|en> [tɪptuts] SUBST m

ge·nie·ter <genieter|s> [ɣənitər] SUBST m

ka·the·ter <katheter|s> [katetər] SUBST m

mee-eter <mee-eter|s> [meetər] SUBST m

1. mee-eter (talgkliertje):

2. mee-eter (iem die mee-eet):

Gast m (zum Essen)

sal·pe·ter [sɑlpetər] SUBST nt of m geen Pl

1. salpeter (kalisalpeter):

2. salpeter (uitslag op muren):

de·ci·me·ter <decimeter|s> [desimetər] SUBST m


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski