Übersetzungen für „schroeven“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

schroe·ven¹ <schroefde, h. geschroefd> [sxruvə(n)] VERB intr (ronddraaien)

schroeven

schrauben

schroe·ven² <schroefde, h. geschroefd> [sxruvə(n)] VERB trans

1. schroeven:

schroeven (met een schroef bevestigen)

schrauben

schroeven (op iets)

anschrauben

schroeven (op iets)

aufschrauben

een naamplaatje op de deur schroeven

ein Namensschild an die Tür schrauben

2. schroeven (d.m.v. een schroef verplaatsen):

schroeven

schrauben

een pianostoeltje wat hoger schroeven

einen Klavierschemel etw höher schrauben

iets in/uit elkaar schroeven

etw ineinander-/auseinanderschrauben

Beispielsätze für schroeven

schroeven verstellen

Schrauben verstellen

de schroeven wat aandraaien übtr

die Schrauben fester anziehen

een stuk of wat schroeven

ein paar Schrauben

een pianostoeltje wat hoger schroeven

einen Klavierschemel etw höher schrauben

het zit met schroeven vast

es ist mit Schrauben befestigt

iets in/uit elkaar schroeven

etw ineinander-/auseinanderschrauben

een naamplaatje op de deur schroeven

ein Namensschild an die Tür schrauben

alles staat (weer) op losse schroeven übtr

alles ist (wieder) infrage gestellt