Übersetzungen für „ungestillt“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

hon·ger·stil·ler <hongerstiller|s> [hɔŋərstɪlər] SUBST m

hongerstiller

Appetitzügler m

ge·sticht <gesticht|en> [ɣəstɪxt] SUBST nt

1. gesticht (inrichting voor krankzinnigen):

gesticht

psychiatrische Anstalt f

2. gesticht:

gesticht (gebouw met een bestemming; stichting)

Heim nt

gesticht (gebouw met een bestemming; stichting)

Anstalt f

gesticht (kerk)

Stift nt

on·ge·steld [ɔŋɣəstɛlt] ADJ

1. ongesteld:

ze is ongesteld (menstruerend)

sie hat ihre Tage [o. Regel]

ze wordt ongesteld

sie bekommt ihre Tage [o. Regel]

2. ongesteld (onpasselijk):

ongesteld

unwohl

ongesteld

schlecht

ongesteld

unpässlich form

on·ge·straft [ɔŋɣəstrɑft] ADJ

ongestraft

ungestraft

ik laat mij niet ongestraft beledigen

ich lasse mich nicht ungestraft beleidigen

wan·ge·stal·te <wangestalte|n, wangestalte|s> [wɑŋɣəstɑltə] SUBST f

wangestalte

missgestaltete(s) Wesen nt

pas·til·le <pastille|s> [pɑstijə] SUBST f

pastille

Pastille f

di·ges·tie [diɣɛsti] SUBST f geen Pl

digestie

Digestion f

sug·ges·tie <suggestie|s> [sʏɣɛsti] SUBST f

1. suggestie (voorstelling, denkbeeld):

suggestie

Suggestion f

zich door suggesties laten beïnvloeden

sich durch Suggestionen beeinflussen lassen

2. suggestie (voorstel):

suggestie

Vorschlag m

suggesties doen

Anregungen unterbreiten

een suggestie doen

einen Vorschlag machen

sug·ges·tief <suggestieve, suggestiever, suggestiefst> [sʏɣɛstif] ADJ

1. suggestief (suggestie inhoudend; beelden oproepend):

suggestief

suggestiv

iem suggestief beïnvloeden

eine suggestive Wirkung auf jdn ausüben

een suggestieve vraag

eine Suggestivfrage

2. suggestief (vatbaar voor suggestie):

suggestief

beeinflussbar

suggestief

suggestibel form

on·ge·stoord [ɔŋɣəstort] ADJ

1. ongestoord (zonder storing):

ongestoord

ungestört

ongestoord

störungsfrei

2. ongestoord (ongehinderd):

ongestoord

ungestört

3. ongestoord (zonder lastiggevallen te worden):

ongestoord

unbehelligt

maan·ge·stal·te <maangestalte|n> [maŋɣəstɑltə] SUBST f

maangestalte

Mondphase f