Übersetzungen für „verzendmiddel“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

ver·keers·mid·del <verkeersmiddel|en> [vərkersmɪdəl] SUBST nt

verkeersmiddel

Verkehrsmittel nt

ver·voer·mid·del <vervoermiddel|en> [vərvurmɪdəl] SUBST nt

vervoermiddel

Beförderungsmittel nt

vervoermiddel

Transportmittel nt

voor·be·hoed·mid·del <voorbehoedmiddel|en> [vorbəhutmɪdəl] SUBST nt

voorbehoedmiddel

Verhütungsmittel nt

bind·mid·del <bindmiddel|en> [bɪntmɪdəl] SUBST nt

bindmiddel

Bindemittel nt

bindmiddel

Bindestoff m

ver·zen·den <verzond, h. verzonden> [vərzɛndə(n)] VERB trans

verzenden

versenden

verzenden

absenden

verzenden

verschicken

verzenden

abschicken

met de trein verzenden

per [o. mit der] Bahn verschicken

per schip verzenden

verschiffen

ver·zen·der <verzender|s> [vərzɛndər] SUBST m

1. verzender (afzender):

verzender

Absender m

2. verzender (expediteur):

verzender

Spediteur m

ver·zen·ding <verzending|en> [vərzɛndɪŋ] SUBST f

1. verzending (het verzenden):

verzending

Versand m

goederen ter verzending afgeven spoorw.

Güter zur Beförderung aufgeben

goederen ter verzending afgeven spoorw.

Güter aufliefern fachspr

2. verzending (wat verzonden wordt):

verzending

Sendung f

ver·zend·kos·ten [vərzɛntkɔstə(n)] SUBST Pl

verzendkosten

Versandkosten Pl

ge·nees·mid·del <geneesmiddel|en> [ɣənesmɪdəl] SUBST nt

geneesmiddel

Arzneimittel nt

geneesmiddel

Heilmittel nt

geneesmiddel

Medikament nt

een geneesmiddel innemen

ein Medikament einnehmen

een geneesmiddel voorschrijven/toedienen

ein Medikament verschreiben/verabreichen