Übersetzungen für „verzuimen“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

ver·zui·men <verzuimde, h. verzuimd> [vərzœymə(n)] VERB trans

1. verzuimen (nalaten):

verzuimen

versäumen

verzuimen

unterlassen

zijn plicht verzuimen

seine Pflicht versäumen

2. verzuimen (laten voorbijgaan):

verzuimen

versäumen

verzuimen

verpassen ugs

de gelegenheid verzuimen

die Gelegenheit verpassen

de school verzuimen

den Unterricht versäumen

hij verzuimt zelden

er ist nur selten abwesend

Beispielsätze für verzuimen

zijn plicht verzuimen

seine Pflicht versäumen

de gelegenheid verzuimen

die Gelegenheit verpassen

de school verzuimen

den Unterricht versäumen