Übersetzungen für „waarneming“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

waar·ne·ming <waarneming|en> [warnemɪŋ] SUBST f

1. waarneming:

waarneming (het zintuiglijk waarnemen)

Wahrnehmung f

waarneming (door nauwkeurig gadeslaan)

Beobachtung f

waarneming (het voelen)

Empfindung f

iets uit eigen waarneming kennen

etw aus eigener Anschauung kennen

2. waarneming:

waarneming (wat men waarneemt)

Wahrnehmung f

waarneming (door nauwkeurig gadeslaan)

Beobachtung f

waarneming doen

Wahrnehmungen machen

waarnemingen verrichten

Beobachtungen anstellen

3. waarneming (het vervangen):

waarneming

Vertretung f

waarneming

Stellvertretung f

Beispielsätze für waarneming

waarneming doen

Wahrnehmungen machen

zoals eigen waarneming aantoont

wie der Augenschein lehrt [o. zeigt]

iets uit eigen waarneming kennen

etw aus eigener Anschauung kennen