Übersetzungen für „ladderzat“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

klad·de·raar <kladderaar|s> [klɑdərar] SUBST m

kladderaar (knoeier)

Schmierfink m

kladderaar (schilder)

Kleckser m

lad·der <ladder|s> [lɑdər] SUBST f

1. ladder (trap):

ladder

Leiter f

ladder

Sprossenleiter f

de ladder opklimmen

auf die Leiter steigen

een dubbele ladder

eine Doppelleiter

2. ladder (kousen):

ladder

Laufmasche f

3. ladder (reeks):

ladder

Leiter f

ladder

Stufenleiter f

ladder

Skala f

de maatschappelijke ladder

die gesellschaftliche Stufenleiter

onderaan de ladder beginnen

von der Pike auf dienen

rid·der·zaal <ridder|zalen> [rɪdərzal] SUBST f

ridderzaal

Rittersaal m

flad·de·ren <fladderde, h./i. gefladderd> [flɑdərə(n)] VERB intr

1. fladderen (onregelmatig bewegen):

fladderen

flattern

om iem heen fladderen übtr

jdn umschwärmen

de zeilen fladderen

die Segel flattern

2. fladderen (onbekommerd leven):

fladderen

ein unstetes Leben führen

klad·de·ren <kladderde, h. gekladderd> [klɑdərə(n)] VERB intr

kladderen

klecksen

kladderen

schmieren

klad·der SUBST m

kladder → kladderaar

Siehe auch: kladderaar

klad·de·raar <kladderaar|s> [klɑdərar] SUBST m

kladderaar (knoeier)

Schmierfink m

kladderaar (schilder)

Kleckser m

Wad·den·zee [wɑdə(n)ze] SUBST f geen Pl

Waddenzee

Wattenmeer nt

ad·der <adder|s> [ɑdər] SUBST f

1. adder (slang):

adder

Otter f

adder übtr

Natter f

een adder aan zijn borst koesteren übtr

eine Natter am Busen nähren

alsof hij op een adder getrapt had

wie von einer Tarantel gestochen

er schuilt een adder in het gras übtr

die Sache hat einen Haken

2. adder (persoon):

adder

Natter f