Übersetzungen für „mierenplaag“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

bin·nen·plaats <binnenplaats|en> [bɪnə(n)plats] SUBST f

binnenplaats

Hof m

binnenplaats

Innenhof m

binnenplaats (aan de achterkant van een gebouw gelegen)

Hinterhof m

mie·ren·eter <miereneter|s> [mirə(n)etər] SUBST m

miereneter

Ameisenbär m

mie·ren·hoop <mieren|hopen> [mirə(n)hop] SUBST m

mierenhoop

Ameisenhaufen m

mie·ren·nest <mierennest|en> [mirənɛst] SUBST nt

1. mierennest (nest van mieren):

mierennest

Ameisennest nt

2. mierennest übtr:

mierennest

Ameisenhaufen m

erts·laag <erts|lagen> [ɛrtslax] SUBST f

ertslaag

Erzflöz nt

ertslaag

Erzlager nt

verf·laag <verf|lagen> [vɛrflax] SUBST f

verflaag

Farbschicht f

een verflaag opbrengen

eine Farbschicht auftragen

bo·ven·laag <boven|lagen> [bovə(n)lax] SUBST f

bovenlaag

obere Schicht f

bovenlaag soc.

Oberschicht f

ne·der·laag <neder|lagen> [nedərlax] SUBST f

nederlaag

Niederlage f

een nederlaag lijden

eine Niederlage erleiden

een nederlaag op eigen veld

eine Heimniederlage

een verpletterende nederlaag

eine vernichtende Niederlage

ge·wee·klaag [ɣəweklax] SUBST nt geen Pl

geweeklaag

Wehklagen nt form

geweeklaag

Gejammer nt

hin·der·laag <hinder|lagen> [hɪndərlax] SUBST f

hinderlaag

Hinterhalt m

zich in hinderlaag leggen

sich in den Hinterhalt legen

sneeuw·laag <sneeuw|lagen> [snewlax] SUBST f

sneeuwlaag

Schneeschicht f

mie·ren <mierde, h. gemierd> [mirə(n)] VERB intr

1. mieren (peuteren, prutsen):

mieren

herumfummeln ugs

aan [o. met] iets zitten te mieren

an etw Dat herumfummeln ugs

2. mieren (zaniken):

mieren

quengeln ugs