Übersetzungen für „omsmelten“ im Deutsch » Niederländisch-Wörterbuch

(Springe zu Niederländisch » Deutsch)

ˈschel·ten² <schilt, schalt, gescholten> [ˈʃɛltn̩] VERB intr geh

schelten (schimpfen)

schelden

schelten (stänkern, meckern)

kankeren

auf jdn schelten geh

tegen iem schelden

auf jdn schelten geh

op iem kankeren

ver·ˈgel·ten VERB trans unreg

vergelten

vergelden

vergelten

goedmaken

vergelten

vergoeden

vergelt(')s Gott!

hartelijk bedankt!

vergelt(')s Gott!

God lone het u!

Böses mit Bösem vergelten

kwaad met kwaad vergelden

Gleiches mit Gleichem vergelten

met gelijke munt terugbetalen

ˈob·wal·ten [ˈɔpvaltn̩, ɔpˈvaltn̩] VERB intr veraltend

obwalten

heersen

obwalten

bestaan

ˈab·spal·ten¹ VERB trans

1. abspalten (etw durch Spalten trennen):

abspalten

afsplijten

abspalten

afsplitsen

abspalten

afscheiden

2. abspalten CHEM:

abspalten

afsplitsen

ge·ˈstal·ten² [gəˈʃtaltn̩] VERB refl geh (Gestalt annehmen)

gestalten

een vorm aannemen

gestalten

zich ontwikkelen

gestalten

worden

gestalten

verlopen