Übersetzungen für „paasviering“ im Niederländisch » Deutsch-Wörterbuch

(Springe zu Deutsch » Niederländisch)

feest·vie·ring <feestviering|en> [festfirɪŋ] SUBST f

feestviering

Feier f

ver·sie·ring <versiering|en> [vərsirɪŋ] SUBST f

1. versiering (wat dient om te versieren):

versiering

Verzierung f

versiering

Schmuck m selten Pl

dat is alleen maar versiering

das ist bloß zur Zierde [o. bloße Zierde]

2. versiering muz.:

versiering

Verzierung f

lui·lak·vie·ring SUBST f

luilakviering → luilak

Siehe auch: luilak

lui·lak <luilak|ken> [lœylɑk] SUBST m

luilak

Faulenzer m

luilak

Faulpelz m

luilak

Faultier nt

fi·nan·cie·ring [finɑnsirɪŋ] SUBST f geen Pl

financiering

Finanzierung f

externe financiering

Außenfinanzierung f

vlie·ring <vliering|en> [vlirɪŋ] SUBST f

vliering

Dachboden m

sa·la·rië·ring [salarijerɪŋ] SUBST f geen Pl

salariëring

Bezahlung f

salariëring

Besoldung f

salariëring geschiedt volgens cao-richtlijnen

die Bezahlung [o. Besoldung] erfolgt tarifgemäß

le·ve·ring <levering|en> [levərɪŋ] SUBST f

levering

Lieferung f

directe levering

sofortige Lieferung f

na·de·ring [nadərɪŋ] SUBST f geen Pl

nadering

Herannahen nt

sche·ring <schering|en> [sxerɪŋ] SUBST f

1. schering:

schering (het scheren: van dieren, weiden, heggen)

Schur f

schering (het scheren: van haar)

Scheren nt

schering (het scheren: van haar)

Rasur f

2. schering (weefsels):

schering

Kette f

dat is schering en inslag übtr

das ist gang und gäbe

glas·ver·ze·ke·ring <glasverzekering|en> [ɣlɑsfərzekərɪŋ] SUBST f

glasverzekering

Glasversicherung f

eu·cha·ris·tie·vie·ring <eucharistieviering|en> [œyxarɪstivirɪŋ, øxarɪstivirɪŋ] SUBST f

eucharistieviering

Eucharistiefeier f