Niederländisch » Deutsch

ver·voer·der <vervoerder|s> [vərvurdər] SUBST m

boe·ren·be·drijf <boerenbe|drijven> [burə(n)bədrɛif] SUBST nt

ener·gie·be·drijf <energiebe|drijven> [enɛrʒibədrɛif] SUBST nt

1. energiebedrijf (elektrische centrale):

post·or·der·be·drijf <postorderbe|drijven> [pɔstɔrdərbədrɛif] SUBST nt

ber·gings·be·drijf <bergings|bedrijven> [bɛrɣɪŋzbədrɛɪf] SUBST nt

ver·voer·ster SUBST f

vervoerster weibliche Form von vervoerder

Siehe auch: vervoerder

ver·voer·der <vervoerder|s> [vərvurdər] SUBST m

bos·be·drijf <bos|bedrijven> [bɔzbədrɛɪf] SUBST nt

ver·voer·mid·del <vervoermiddel|en> [vərvurmɪdəl] SUBST nt

bouw·be·drijf <bouwbe|drijven> [bɑubədrɛif] SUBST nt

1. bouwbedrijf (branche):

2. bouwbedrijf (bedrijf in deze sector):

sloop·be·drijf SUBST nt

sloopbedrijf → sloperij

Siehe auch: sloperij

slo·pe·rij <sloperij|en> [slopərɛi] SUBST f

ho·re·ca·be·drijf <horeca|bedrijven> [horekabədrɛɪf] SUBST nt

bak·kers·be·drijf <bakkers|bedrijven> [bɑkərzbədrɛɪf] SUBST nt

een·mans·be·drijf SUBST nt

eenmansbedrijf → eenmanszaak

Siehe auch: eenmanszaak

een·mans·zaak <eenmans|zaken> [emɑnsak] SUBST f


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski