Niederländisch » Deutsch

blik·van·ger <blikvanger|s> [blɪkfɑŋər] SUBST m

blik·veld [blɪkfɛlt] SUBST nt geen Pl

blik·ope·ner <blikopener|s> [blɪkopənər] SUBST m

blik·se·men1 <bliksemde, h./i. gebliksemd> [blɪksəmə(n)] VERB intr

1. bliksemen (vuur schieten):

2. bliksemen (vallen):

3. bliksemen (voorbij flitsen):

blik·groen·te <blikgroente|n, blikgroente|s> [blɪkxruntə] SUBST f

lees·voer [lesfur] SUBST nt geen Pl

door·voer <doorvoer|en> [dorvur] SUBST m

1. doorvoer (het vervoeren van koopwaren):

2. doorvoer (waren):


Seite auf Deutsch | English | Español | Italiano | Polski